Vandaag in het nieuws de resultaten van het (landelijke) onderzoek naar meldingen over seksueel misbruik in de sportwereld. Constatering is dat meldingen niet vaak adequaat worden afgehandeld en dat de informatie over misbruikzaken blijft steken in de keten tussen club, sportbond, de politie e.d.
In De Volkskrant (26.06) een uitgebreid artikel over de bevindingen. In 1 Vandaag geeft Sneker om Utens Toon Gerbrands toelichting op de resultaten. Voor u als lid of betrokkene bij ONS Sneek, goed om te weten dat de rol Vertrouwenspersoon bij ONS is ingevuld door twee leden: Tjalling Tjalsma en Tjebbe Schipper. Daarnaast zijn de bestuursleden Taapke de Heij (Secretariaat) en Maaike Stienstra-Wijnalda (Vrijwilligerszaken) actief met de afhandeling van de diverse VOG-aanvragen van de kaderleden. Dit ter info voor de (potentiele) leden en Champions van ONS Sneek.
Onderstaand artikel kent als bron: www.volkskrant.nl
Politie zelden ingeschakeld bij seksueel misbruik in sport: ‘Bestuurders bang voor reputatie van hun club’
Sportwereld schakelt zelden politie in
Meldingen over seksueel misbruik in de sportwereld worden vaak niet adequaat afgehandeld. Informatie over misbruikzaken blijft steken bij clubs, bonden en het Vertrouwenspunt van sportkoepel NOCNSF, waardoor daders onnodig lang hun gang kunnen gaan. Bovendien wordt de politie zelden ingeschakeld. Dat blijkt uit onderzoek van Bureau Beke en de Vrije Universiteit Amsterdam.
Ook als meldingen wel bij de politie terechtkomen, wil dat lang niet altijd zeggen dat een dader wordt gestraft
Sportbestuurders kloppen niet bij de politie aan uit vrees voor zwaailichten en sirenes op de club, aldus de onderzoekers. Van Wijk: ‘Bestuurders zijn bang voor de reputatie van hun club en houden de politie daarom buitenboord. Terwijl het goed mogelijk is met bijvoorbeeld de zedenpolitie te spreken op achtergrondbasis, zonder dat iemand ervan weet.’
In 2014 begon NOCNSF het Vertrouwenspunt Sport, waar sporters misstanden kunnen melden bij vertrouwenspersonen. Dit krijgt in het onderzoek forse kritiek. De onderzoekers noemen het ‘zorgelijk dat dossiers worden gesloten als er zes maanden geen contact meer heeft plaatsgevonden en dat meldingen niet centraal samenkomen’. Daarnaast zou ook de administratie van het Vertrouwenspunt te wensen overlaten.
Black box
Zo is maar bij 47 van de 178 zaken die het Vertrouwenspunt tussen 2013 en 2015 behandelde bekend wat de uitkomst is. Vertrouwenspersonen in dienst van NOCNSF zouden veelal naar eigen inzicht handelen, waardoor adviezen per persoon verschillen. Respondenten in het onderzoek omschrijven de instantie als een ‘black box’.
‘De verwachting van een melder bij het Vertrouwenspunt is dat er iets wordt gedaan’, aldus het rapport. ‘Maar een vertrouwenspersoon kan en mag zelf niets ondernemen, tenzij de wet de persoon hiertoe verplicht. Dit is op zijn minst verwarrend en kan ertoe leiden dat een onveilige situatie in stand blijft, zeker ook omdat de bond niet op de hoogte wordt gesteld.’
De zedenpolitie moet nagaan waarom de helft van de zaken niet resulteert in een aangifte
‘Als de bond niet op de hoogte wordt gebracht van een onveilige situatie, bijvoorbeeld een coach die ervan wordt beschuldigd een kind te hebben betast, kunnen bestuurders niks doen, terwijl zij voor een veilige sportomgeving moeten kunnen zorgen’, aldus Olfers. ‘Op die manier wordt de verantwoordelijkheid om iets tegen de vermeende dader te doen volledig bij het slachtoffer gelegd. Terwijl die vaak niet in staat is een tuchtprocedure te doorlopen. Dat moet anders, we onderzoeken nog hoe.’
Ook als meldingen wel bij de politie terechtkomen, wil dat lang niet altijd zeggen dat een dader wordt gestraft, aldus het rapport. Van de 102 bestudeerde zaken bij de politie mondde minder dan de helft uit in een aangifte. ‘De zedenpolitie moet nagaan waarom de helft van de zaken niet resulteert in een aangifte’, aldus Van Wijk. ‘Dat kan best goede redenen hebben, maar ze moeten daar transparanter over zijn.’
Actiever
Daarnaast moeten justitie, politie en de sport actiever informatie uitwisselen om meldingen samen te brengen en onveilige situaties eerder te constateren. Olfers: ‘In de huidige situatie kan het goed zijn dat iemand die is veroordeeld voor kindermisbruik op een school toch kinderen traint bij een sportclub. Dat moeten we niet willen.’
Sportclubs kunnen vrijwilligers al wel vragen om een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG). Op die manier kan worden uitgesloten dat een vrijwilliger is veroordeeld voor seksueel misbruik. In de praktijk maken clubs lang niet altijd gebruik van die regeling, omdat het vragen om een VOG als een blijk van wantrouwen wordt gezien.
‘We zijn blij met dit rapport. Het onderzoek maakt opnieuw duidelijk hoe moeilijk het is voor slachtoffers van seksueel misbruik om hun verhaal te vertellen of zich te melden bij politie, justitie of sportrechtspraak.
‘Ook maakt het onderzoek duidelijk dat het belangrijk is een evenwicht te vinden tussen het belang van een vertrouwelijke, soms zelfs anonieme omgeving waar slachtoffers hun verhaal kunnen doen, en het aanpakken van daders of ongewenste situaties. Wij zijn het geheel eens met de conclusie dat de samenwerking tussen politie, justitie en sport op dit gebied moet verbeteren. Hierover voeren we al enige tijd gesprekken en we verwachten zeer binnenkort tot afspraken te komen.’